Moet er nog zand zijn? Voorlopig eventjes niet, dank u.
Amper uitgerust van onze nog steeds deugddoende trip naar Sevilla trokken we alweer de grens over. Het vrouwelijk gedeelte van onze twee-eenheid vertelde al meermaals enthousiaste verhalen over El Rocio. Dat is een plaatsje in Andalucia niet ver van Huelva en is beroemd als bedevaartsoord en westerndorp. Een bevriend echtpaar had de hint intussen ook al begrepen en stelde ons een daguitstap naar dat plaatsje voor. Zij zouden wel rijden. Een prima voorstel waar we graag op ingingen.
In mijn immer jeugdige verbeelding zag ik mezelf al stoer paraderen tussen paarden en cowboys, met flair de verweerde klapdeurtjes van een saloon openklappen, aan de bar mijn Stetson – gemaakt van Portugese kurk - nonchalant aantikken en nonchalant een whiskey zero con hielo bestellen. Fruitige diensters in flamengo outfit zouden me tapas aanbieden terwijl in het halfduister kaartspelende ongure figuren me vanuit hun ooghoeken zouden gadeslaan.
Helaas! Het werd een afknapper. Er was slechts zand. Veel zand. Nog meer zand dan de hoeveelheid die ons recent als ongevraagd geschenk vanuit Marokko toegeblazen werd. En het was er doods. Blijkbaar leeft dat dorp slechts op tijdens de Romeria del Rocio, de belangrijkste en grootste bedevaart van Spanje. Die verenigt jaarlijks met Pinksteren tienduizenden pelgrims in een wonderbaarlijke harmonie van katholicisme en flamenco.
De geschiedenis van El Rocio gaat immers terug tot de 13° eeuw toen herders een beeld van de Maagd Maria vonden in de moerassen. Ze brachten het beeld naar het dorp Almonte, maar het keerde op mysterieuze wijze terug naar de plek waar het was gevonden. Daar werd een kapel gebouwd ter ere van de Maagd van El Rocio.
Maar goed, ik had het gezien. Na een frisdrank op een terrasje werden een paar kaarsjes aangestoken in de kapel – ‘baat het niet dan schaadt het niet’ – en het plan was om dan langs de kustweg terug naar Portugal te rijden.
Gelukkig had de chauffeur met dienst het lumineuze idee om nog even langs het Palacio del Acebron te passeren. Dit vrij recente kasteel ligt in een prachtig park en is toegankelijk voor het publiek. We waren echt onder de indruk! Hier kunnen veel Franse châteaux niet tegenop.
De lunch in het kustplaatsje Matalascanas viel tegen. De bediening was onvriendelijk, de kwaliteit van het eten ondermaats. Het strand had net zoals heel de omgeving een opknapbeurt nodig. Op het vervolg van de terugweg deden we nog een paar inkopen in een Spaanse supermarkt en werd er - goedkoper dan in Portugal – bijgetankt. ‘s Avonds waren we tevreden om terug in onze vertrouwde habitat te zijn.
Al bij al weer een leuke ervaring, niet in het minst door het goede gezelschap waarin we andermaal mochten vertoeven. Ondertussen blijft het zand ononderbroken door onze persoonlijke levenszandloper vallen en omdat niemand weet hoe groot de ons nog resterende voorraad is, maken we er maar elke dag een zo leuk mogelijk zandkasteel van. En over 16 dagen zelfs een luchtkasteel…